Gepubliceerd op 13-09-2018

Juist

betekenis & definitie

JUIST, bn. bw. (-er, meest-), nauwkeurig, zooals het moet zijn, precies : de juiste maat; eene juiste uitspraak; het juiste antwoord; juist geraden; dat komt juist van pas; hij komt juist op tijd;

— hij kwam juist toen wij weggingen, op hetzelfde oogenblik;
— ik ben er niet geweest.
— Ik juist ook niet. rouwens;
— dat weet ik juist niet, alles weet ik, maar juist dit weet ik niet. JUISTHEID, v.



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.