Gepubliceerd op 31-08-2018

AFSPANNEN

betekenis & definitie

(spande af, heeft afgespannen), (vóór rij- en voertuigen enz. gespannen trekdieren) van het trektuig losmaken, uit het span doen, uitspannen, het tegenovergestelde van aanspannen;

hier zijn we, waar we wezen moeten, span de paarden terstond af;
— den wagen, den ploeg, de slede afspannen, de trekdieren die ervoor gespannen zijn, losmaken;
— gij kunt afspannen, het trekdier van den wagen scheiden;
— (den zoogenaamden wagen in sommige spinmachines, d. i. den heen en weder schuivenden bak die de spillen van de rekrollen verwijdert) dien doen stilstaan door hem te doen stooten tegen den lossingshefboom, waardoor de gemeenschap tusschen de voerwielas en het raderwerk wordt opgeheven;
— (eene draaibank of andere machine die in werking is) doen stilstaan door de gemeenschap met de bewegende kracht op te heffen;
— (voorwerpen die op de draaibank aangespannen zijn om daarop bewerkt te worden) van de spil losmaken en afnemen zóó is het knopje al mooi genoeg, span het maar af;
— (een gespannen boog) in den staat van rust terugbrengen door het loslaten of afbinden der koord;
— de snaren van eene viool af spannen, losser draaien, ook geheel afnemen;
— te gelijk met den duim het eene, met den pink het andere einde bereiken ; met uwe kleine hand kunt ge die breedte niet af spannen;
— eene lengte afspannen, meten hoeveel spannen zij groot is. AFSPANNER, m. (-s).

< >