Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onbesneden

betekenis & definitie

bn.,

1. niet door de plechtigheid der besnijdenis, inz. volgens het gebruik van de Israëlietische of Mohammedaanse godsdienst, in die geloofsgemeenschap opgenomen; (bij uitbr.) ongelovig, heidens, onbekeerd;
2. (bijb.) onvatbaar voor bekering, verstokt, verhard: het ganse huis Israëls heeft een onbesneden harte; (bijb.) hij is niet onbesneden van lippen, is goed van de tongriem gesneden, kan goed praten (vgl. Exodus 6:11).

< >