o., g. mv.,
1. haksel, afval; inz. fijn gehakt voer voor het vee, kortvoer; — (sig.) kleine stukjes tabak, gewoonlijk bij het binnengoed verwerkt;
2. (Zuidn.) deel van gebuild meel, vroeger kortmeel geheten, dat tussen de tweede soort van bloem en de zemelen in staat;
3. een kaasgebrek, brokkeligheid.