Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kieuw

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (gew.) kakebeen;
2. (nat. hist.) naam der gepaarde ademhalingswerktuigen van waterdieren, inz. van vissen, zijnde een samenstel van vliezige platen, zeer rijk aan fijn vertakte bloedvaten, aan welker oppervlakte de uitwisseling van ademhalingsgassen plaats vindt; — wat men in het dagel. leven kieuwen noemt, zijn eigenlijk de kieuwdeksels.