Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie V
- Veni, vidi, vici
- Venia
- Venia aetatis
- Venia necessitati datur
- Veniam petimusque damusque vicissim
- Venienti occurrite morbo
- Venig
- Venijn
- Venijnboom
- Venijndrank
- Venijnig
- Venijnigheid
- Venit post multos una serena dies
- Venit summa dies, et ineluctabile tempus
- Venizoen
- Venkel
- Venkelappel
- Venkelblad
- Venkelhout
- Venkelolie
- Venkelthee
- Venkelwater
- Venkelzaad
- Vennekool
- Vennepluim
- Vennepluis
- Vennoot
- Vennootschap
- Vennootschappelijk
- Vennootschapsbelasting
- Venster
- Vensterbank
- Vensterbeslag
- Vensterblind
- Vensterboog
- Vensterboom
- Venstereeet
- Vensteremail
- Vensteren
- Vensterenveloppe
- Venstergat
- Vensterglas
- Venstergordijn
- Vensterhaak
- Vensterhar
- Vensterhor
- Vensterknip
- Vensterkoord
- Vensterkozijn
- Vensterkruis
- Vensterkussen
- Vensterlicht
- Vensterlood
- Vensterluik
- Venstermat
- Venstermuziek
- Vensternis
- Vensteropening
- Vensterpen
- Vensterraam
- Vensterroede
- Vensterrol
- Vensterruit
- Vensterscherm
- Vensterstaaf
- Vensterstijl
- Venstertralies
- Vensterwerk
- Vensterziek
- Vent
- Vent, man
- Venta
- Vente
- Venten
- Venter
- Venterskar
- Ventiel
- Ventielbuisje
- Ventielinstrument
- Ventielklep
- Ventielkleplijn
- Ventielslang
- Ventieltrombone
- Ventieltrompet
- Ventielzitting
- Ventilatie
- Ventilatiekanaal
- Ventilatiekoker
- Ventilatierooster
- Ventilatiesysteem
- Ventilator
- Ventileren
- Ventis secundis
- Ventis verba profundis
- Ventjagen
- Ventjager
- Ventjagerij
- Ventje
- Ventjelief
- Ventlief