Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Betreurder
- Betreuren
- Betreurenswaard
- Betreuring
- Betroeven
- Betrokken
- Betrokkene
- Betrokkenheid
- Betrouwbaar
- Betrouwbaarheid
- Betrouwbaarheidsrit
- Betrouwen
- Betten
- Better a witty fool than a foolish wit
- Betting
- Betuiging
- Betuilen
- Betuin
- Betuining
- Betulime
- Betulnen
- Betuneren
- Beturen
- Betuttelen
- Betuwe
- Betuws
- Betweter
- Betweterij
- Betwijfelen
- Betwijfeling
- Betwistbaar
- Betwistbaarheid
- Betwisten
- Betwister
- Betwisting
- Beu
- Beug
- Beugbak
- Beugel
- Beugelbaan
- Beugelbeen
- Beugelbout
- Beugelen
- Beugelfles
- Beugelkan
- Beugelkrop
- Beugelnet
- Beugelriem
- Beugelschaaf
- Beugelsjees
- Beugelsluiting
- Beugelspel
- Beugeltas
- Beugeltje
- Beugelvast
- Beugen
- Beuger
- Beuggrond
- Beugharingvisserij
- Beuglijn
- Beugreis
- Beugschip
- Beugtijd
- Beugvaarder
- Beugvaart
- Beugvis
- Beugvisser
- Beugvisserij
- Beuk
- Beukeblad
- Beukeblok
- Beukeboom
- Beukeheester
- Beukel
- Beukelaar
- Beuken
- Beukenbast
- Beukenbos
- Beukendreef
- Beukenhaag
- Beukenhout
- Beukenhouten
- Beukenlaan
- Beukenmast
- Beukenmeel
- Beukenmolen
- Beukennootje
- Beukenolie
- Beukenoliekoek
- Beukenschors
- Beukenteer
- Beukenteerolie
- Beukenvaren
- Beukenveer
- Beukenvink
- Beukenvuur
- Beukenwoud
- Beukenzwam
- Beukepitje
- Beuker