Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Ambtenarij
- Ambtenjager
- Ambtgenoot
- Ambtman
- Ambtsaanvaarding
- Ambtsbediening
- Ambtsbejag
- Ambtsbeslommering
- Ambtsbetrekking
- Ambtsbevoegdheid
- Ambtsbezigheid
- Ambtsbrief
- Ambtsbroeder
- Ambtsdelict
- Ambtsdrukte
- Ambtsdwang
- Ambtseed
- Ambtsgebied
- Ambtsgeheim
- Ambtsgewaad
- Ambtshalve
- Ambtsijver
- Ambtsketen
- Ambtskledij
- Ambtskleed
- Ambtsmisbruik
- Ambtsmisdaad
- Ambtsovertreding
- Ambtspenning
- Ambtsplicht
- Ambtsstempel
- Ambtsteken
- Ambtstitel
- Ambtstrouw
- Ambtsuitoefening
- Ambtsverrichting
- Ambtsvervulling
- Ambtsvoorganger
- Ambtswege, (van)
- Ambtswoning
- Ambtszegel
- Ambtszorg
- Ambulance (fr.)
- Ambulancedienst
- Ambulancedokter
- Ambulancetrein
- Ambulancevliegtuig
- Ambulancewagen
- Ambulancier
- Ambulant
- Ambulantisme
- Ambuleren
- Amdom
- Âme de boue
- Amechtig
- Amechtigheid
- Ameldonk
- Amelen
- Amelkoren
- Amen
- Amende
- Amendement
- Amenderen
- America is the country of young men
- Americanisme
- Amerij
- Amerika
- Amerikaan
- Amerikaans
- Amersfoorder
- Amersfoort, amersfoorts
- Ametallisme
- Amethist
- Amethisten
- Ametrie
- Ametropie
- Ameublement
- Amfioen
- Amfioenkit
- Amfioenpacht
- Amfioenpijp
- Amfioenschuiver
- Amiant
- Amica manu
- Amicaal
- Amicaliteit
- Amice
- Amici mores noveris, non oderis
- Amici vitia si feras, facis tua
- Amicissime
- Amicitia praesidium firmissimum
- Amicitia reddit honorem
- Amicitiae causa
- Amicorum communia omnia
- Amicronen
- Amict
- Amicus certus in re incerta cernitur
- Amicus curiae
- Amicus humani generis
- Amicus optima vitae possessio
