Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Amerikaans

betekenis & definitie

I. bn. en bw., afkomstig uit Amerika : Amerikaanse tarwe, petroleum; — v. d. Amerikanen : de Amerikaanse vloot; de Amerikaanse vlag; — als in Amerika : Amerikaanse toestanden ;zonderling, bar, buitensporig, overdreven; ’t ging er Amerikaans toe; de groei van die stad is Amerikaans ; — zelfst. : Amerikaanse, vrouw uit Amerika geboortig;

II. zn. o. (tabaksh.) ben. voor de duurste merken Sumatra-tabak.