Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Afzoden
- Afzoeken
- Afzoeking
- Afzoenen
- Afzoening
- Afzoeten
- Afzolen
- Afzomen
- Afzonderen
- Afzondering
- Afzonderingsstal
- Afzonderingswijze
- Afzonderlijk
- Afzouten
- Afzuchten
- Afzuigen
- Afzuiging
- Afzuipen
- Afzwaaien
- Afzwaaiing
- Afzwaarden
- Afzwalpen
- Afzweerder
- Afzwemmen
- Afzwendelen
- Afzwenken
- Afzwepen
- Afzweren
- Afzweren, afsterven
- Afzwering
- Afzwerven
- Afzwerving
- Afzweten
- Afzwetsen
- Afzweven
- Afzwieren
- Afzwijnen
- Afzwingelen
- Afzwoegen
- Ag ent-provocateur
- Aga
- Agaat
- Agaatachtig
- Agaatgesteente
- Agaatglans
- Agaathoorn
- Agaatkleur
- Agaatkleurig
- Agaatkogel
- Agaatlak
- Agaatmarmer
- Agaatmoer
- Agaatmolen
- Agaatnier
- Agaatpeerhoorn
- Agaatroos
- Agaatslak
- Agaatsteen
- Agaattijger
- Agaatuiltje
- Agabus
- Agaceren
- Agag
- Agallochehout
- Agalmatoliet
- Agame
- Agamemnon
- Agamie
- Agamist
- Agaml
- Agapen
- Agar-agar
- Agas asellum
- Agaten
- Agatha
- Agathocles
- Agathon
- Agave
- Age, si quid agis
- Agences et consentientes
- Agenda
- Agendablad
- Agendapunt
- Agenderen
- Agens
- Agent
- Agent-majoor
- Agentenfluitje
- Agentenkamer
- Agentenlokaal
- Agentesse
- Agentiën
- Agentje
- Agentschap
- Agentuur
- Agere, aut pati fortiora
- Ageren
- Agesila us
- Agger
- Agglomeraat