Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Agenda

betekenis & definitie

(Lat.), v. (-’s),

1. chronologisch aantekenboek waarin bij alle data van een jaar ruimte is om het daarop betrekking hebbende op te tekenen; in ’t bijz. voor schoolgebruik : de leerling heeft zijn agenda verloren ;
2. (in het boekhouden) een der bijboeken;
3. lijst van hetgeen te bespreken is op een vergadering, punten van beschrijving: op de agenda staan; toen de agenda was afgedaan, sloot de voorzitter de vergadering, toen de te behandelen zaken waren afgedaan;
4. (Prot.) rituaal, boek waarin de verrichtingen en formules, bij de eredienst in gebruik, opgetekend staa.