Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Daalder

betekenis & definitie

m. (-s), .

1. voorheen zilveren munt van 30 stuivers, nog als rekenmunt (f 1.50) gebruikt; (zegsw.) de eerste klap is een daalder waard.
2. (zeew. en timmervak) pin tot opvulling van gaten door verzonken spijkers gemaakt.
3. (w. g.) wegens gelijkheid in vorm: schijf van een appel, knol, wortel; witte vlekken op herten enz.