Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 26-06-2020

Fibrae

betekenis & definitie

(Lat.), vezels. F. ansitae (ansa, lis), lisvormige zenuwvezels; van de lamina terminalis over het chiasma naar het tuberculum cinereum lopend.

F. arcifórmes, boogvezels; in bogen lopende vezelgroepen in verschillende delen der hersenen; syn. F. arcuitae. F. circulires, spier van Muller (de kringvormige vezels van de m. ciliaris). F. commissurales, vezelen, die de beide helften der grote hersenen met elkander verbinden. F. heterodesmóticae, vezels, die ongelijksoortige delen der grijze zenuwstof onderling verbinden, terwijl F. homodesmóticae onderling gelijksoortige delen, bijv. de voorhorens van het ruggemerg met elkander verbinden. F. i ntercrurales (intercolumnires), peesvezelbundels tussen het crus superius en inferius van de uitwendige liesring.

F. I e n t i s, lensvezels. F. meridionale s, spier van Brücke; de meridionaal en straalvormig lopende vezels van de m. ciliaris. F. obliquae, schuine vezels van de spierwand van de maag (de binnenste laag hiervan). F. perforintes, doorborende zenuwvezels, die het hoornvlies van achteren naar voren doorboren. F. própriae cérebri, = F. arcuatae Arnoldi, tussen twee aangrenzende delen der hersenschors.

F. radiales, ci reu lires, de straals- en kringsgewijze lopende vezelen van de musculus ciliaris. F. radiculares, wortelvezels, die in het ruggemerg komen of eruit ontspruiten. F. zonulares, vezels, die de zonula ciliaris (zie ald.) vormen.