(Lat., lis). A. atlantis, verbindingslis tussen de eerste en tweede halszenuw, aan de voorzijde over het dwars-uitsteeksel van de atlas lopend.
A. centrifugalis, centripetalis, worteldraden, die zich uit een ruggemergswortel naar de daaronder liggende buigen en daarin van of naar het ruggemerg lopen. Ansae cervicales, verbindingslissen tussen de voorste takken der 1e tot 4e halszenuwen. Ansae hypoglóssi, verbindingslissen van de neerdalende tak van de 12e hersenzenuw met de benedenste afdalende halszenuw. A. intergenicularis, verbindingslis tussen de beide corpora geniculata. A. lenticularis, tussen lenskern en thalamus opticus. Ansae meningeae, verbindingslissen der rami meningei van de ruggemergszenuwen.
A. sacralis, tussen de beide benedenste knopen van de grensstreng van de sympathicus. A. subclavia (Vieussenii), dubbele lis tussen de beide middenste en benedenste halszenuwknopen, omvattende de sieutelbeensslagader. A. viteIlina (vitellus, dooier), navellis, de foetale lis, waaruit zich de dunne en de dikke darm ontwikkelen.
