tasch of zak om eten in mede te nemen, fouragetasch, vgl. got. matibalgs. Knap voor eten, stam van ^nappen, verwant met knabbelen en knauwen (mnl. knaven), komt ook afzonderlijk voor.
Langendijk IV, 268: „Gebraaden kikkerboutjes en champignons . . . Dat is ook lekkere knap,” In ’t mnl. knapsac; daar komt ook voor het ww. cnappen in de bet. van stukbijten met de tanden: en cnapper voor: tand.