Definities van Typisch Vlaams woordenboek in de Ensie D
- (n)iets vandoen hebben met
- daar knelt het schoentje
- daar komt niets van in huis
- daar ligt de hond gebonden
- daar ligt het paard gebonden
- daarrond
- dactylo
- dag op dag
- dagbladhandelaar
- dagdagelijks
- dagorde
- daguitstap
- daim
- dakappartement
- dalle
- dampkap
- danskoord
- darm
- dat belooft!
- dat brengt/zet geen aarde aan de dijk
- dat hangt met haken en ogen aan elkaar
- dat het klettert
- dat is de max
- dat is een ander paar mouwen
- dat is een pateeke!
- dat is geen klein bier
- dat is geen zicht
- dat is gesneden brood
- dat is gezegd geworden
- dat is mijn dada
- dat is niet evident
- dat is niet gelachen
- dat is niet gepermitteerd
- dat is niet katholiek
- dat is niet schoon
- dat is nijg
- dat is onbestaande
- dat is verschietachtig
- dat is zever (in pakskes)
- dat ligt voor het rapen
- dat pakt mij
- dat pakt niet bij mij/hem
- dat raakt mijn koude kleren niet
- dat smaakt naar nog
- dat trekt op niets
- dat valt/valt niet in dovemansoren
- dat zal (iemand) varen
- dat zie je van hier
- dat zijn vijgen na Pasen
- dat zou je hem/haar niet nageven
- dauwtrip
- daveren
- de … kaart trekken
- de (dag van je) trouw
- de (flauwe) plezante uithangen
- de aap uithangen
- de baan ruimen voor iemand of iets
- de bal misslaan
- de bijeenkomst gaat door in de grote zaal
- de blakke zon
- de bluswerken
- de boeken neerleggen
- de bonen gefret hebben
- de bovenhand krijgen/halen
- de brug maken
- de buiten
- de dag van vandaag
- de daver op het lijf hebben/jagen
- de dieperik ingaan
- de duimen leggen, je gewonnen geven
- de economie veert op
- de forcing voeren
- de gaai afschieten
- de gebroken potten betalen
- de gewone mens
- de grote Jan uithangen
- de grote kuis
- de haring braadt niet
- de hele santenboetiek
- de hoofdvogel afschieten
- de indruk opdoen dat…
- de jaren van verstand
- de jongste tijd
- de kaap bereiken/passeren/overschrijden
- de kas spijzen
- de kat bij de melk zetten
- de kop voor iets hebben
- de kroon ontbloten
- de lat gelijk leggen
- de lucht overtrekt
- de mens
- de meubels redden
- de muren oplopen
- de nagel op de kop slaan
- de navet(te) doen
- de nek omwringen
- de nijper op de staart zetten
- de occasie hebben/krijgen
- de onschuldige hand wijst een winnaar aan
- de pannen van het dak spelen