eensgezind, unaniem (formeel)
De twee ernstige, hollandsche boerenkoppen knikten eenparig en de trage woorden vermondden zij met lijzige beweging van hun kransbaard.
(Stijn Streuvels, Stille avonden)
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 6
Vlaamsheid: 5
Gepubliceerd op 21-07-2020
eenparig
betekenis & definitie