Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 27-11-2024

AUTOMATISERING

betekenis & definitie

(Fr.: automati(sati)on; Du.: Automation, Automatisierung; Eng.: automation, automatization), is een begrip waarvoor niet gemakkelijk een algemeen geldende definitie is te geven.

De inhoud van het begrip automatisering wordt vaak bepaald door de denkdiscipline van de beschouwer die bijv. econoom, socioloog, ingenieur, werkgever of werknemer kan zijn, om enkele daarbij betrokken categorieën te noemen.Deze beschouwing wordt begonnen met automatiseren te definiëren als het vervangen van een reeks menselijke handelingen met gereedschap door een reeks equivalente machinaal uitgevoerde handelingen. Dit vervangen kan betrekking hebben op de werkhandelingen van één mens of op die van groepen van mensen. In het eerstgenoemde geval gaat het in de regel meer om een technische problematiek op het niveau van machines en hun constructie, in het andere geval dient gedacht te worden aan het installeren van grote technische systemen, waaraan belangrijke economische en sociale gevolgen verbonden zijn. J.R. Bright heeft in de Harvard Business Review 1958 nr. 4 deze ontwikkeling in tabelvorm stap voor stap gesystematiseerd in vaktermen weergegeven. Aanvankelijk heeft de primitieve mens naar alle waarschijnlijkheid geheel en al met zijn verstand of instinct en met behulp van zijn handen in de noden van het dagelijks bestaan moeten voorzien. Het verstand heeft hem hamers, bijlen, pijlpunten en beitels doen uitvinden en maken, in het begin van steen, veel later van brons en ijzer en daarna nog van staal. Met deze dingen, gereedschappen genaamd, kan in de regel slechts één functie worden verricht, welke op handvaardigheid berust. Deze gereedschappen kunnen worden gezien als een vergroting van de fysieke kundigheden van de mens, geheel vallende binnen het bereik van zijn bestuurlijke vermogens.

In de loop der eeuwen heeft de mens het gebruiksbereik van zijn gereedschap kunnen vergroten, waarbij een steeds toenemend beroep op het menselijk vermogen tot het besturen van gereedschap werd gedaan. Voorbeelden van deze ontwikkelingsfase zijn de vervanging van de spade door de ploeg, van de beitel door de draaibank en freesbank, van de pen door de drukpers en de schrijfmachine. De hiermede verkregen vergroting van het gebruiksbereik leidt zowel tot een verhoging van de produktie als tot een verbetering van de kwaliteit van het produkt, maar geeft monotonie voor de werker.

Behalve zijn bestuurlijke vermogens voor het hanteren van het gereedschap, moest de mens bij het bedienen van de eerste werktuigen vaak ook de daarvoor benodigde arbeid zelf verrichten. Echter reeds lang geleden heeft de mens geleerd, daar waar de natuur dit toeliet, de natuurkrachten in te schakelen om zijn lichamelijke arbeid over te nemen voor die werktuigen, waarbij de lichamelijke inspanning te veel van hem ging vragen. Ook het dier werd aan dit doel dienstig gemaakt. De ploeg werd reeds heel lang door paard, os of karbouw voortgetrokken, de wind wordt reeds bijna duizend jaar gebruikt voor het malen van graan of voor het opmalen van water, en omgekeerd wordt water gebruikt om met een scheprad werktuigen aan te drijven. Echter tot ca. 1800 was deze bevrijding van de mens van het verrichten van zwaar lichamelijk werk slechts zeer beperkt.

Waar de mens zijn werktuigen zelf aandreef met zijn lichamelijke kracht was er geen probleem met de regeling van de werkingssnelheid. Met wind- en watermolens als aandrijving van werktuigen is dit wel een probleem geweest, waarvoor vroeger primitieve oplossingen werden gevonden. Een windmolen kon geregeld worden door het zetten en zwichten van de zeilen, een watermolen kon geregeld worden door het min of meer openen of sluiten van een schuif in de watertoevoer. Deze primitieve regelingen kunnen, van modern standpunt gezien, niet als automatische regelingen worden beschouwd, omdat zij een regelkring hebben welke via de mens loopt. De kwaliteit van de regeling berust op zijn waarnemingsvermogen en de op grond daarvan door hem genomen maatregelen.

Met de invoering van de stoommachine voor de aandrijving van werktuigen moesten bij verschillende belasting van de aandrijvende stoommachine de aangedreven werktuigen met voldoend gelijkmatig toerental werken. Het werd als een noodzaak gezien de mens als regelaar daarvoor uit te schakelen.

James Watt (1769) vond een toestel uit, regulateur genaamd, dat bij te lage belasting van de stoommachine en daardoor te hoog wordend toerental de stoomtoevoerklep naar rato sloot, zodat de stoommachine naar een lager toerental werd teruggestuurd, en omgekeerd. Daarmee werd een serie verstandelijke handelingen van de mens vervangen door een serie equivalente machinale handelingen. Dat de mens deze taak veelal niet zo goed kan vervullen, is voor Watt waarschijnlijk wel de impuls geweest om tot zijn regulateur te komen. De regulateur van Watt is een beginselvoorbeeld van een normatieve automatisering, waarbij de afwijking van het toerental van de stoommachine vanaf een ingesteld wenselijk toerental, de norm, met behulp van een tegenkoppeling wordt omgezet in een compenserende verandering van de stoomtoevoer. Dit regelproces zal stabiel moeten verlopen. Dit geeft bij gecompliceerde regelprocessen aanleiding tot ingewikkelde stabiliteitsberekeningen en dit des te meer als het te beheersen proces daarbij nog geoptimaliseerd moet worden.

In ongeveer hetzelfde tijdsgewricht bereikte nog een geheel andere methodiek van automatiseren het produktieproces. Omstreeks 1800 schreef het Franse gouvernement een prijsvraag uit om een weefmachine te verkrijgen, waarmede van te voren aangegeven patronen zouden kunnen worden geweven, zonder dat de bediener van het weeftoestel de daarvoor benodigde volgorde van handelingen in de bediening zou behoeven te bepalen. De prijsvraag werd in 1805 gewonnen door J.M. Jacquard met een verbetering van het weeftoestel van Vaucanson, door dit te besturen met behulp van door Falcon uitgevonden doorgeprikte kartonnen kaarten, welke tot een boek werden samengenomen. Het weefgetouw van Jacquard is een beginsel-voorbeeld van een directieve automatisering. In een dergelijke automatisering worden alle door de machine te verrichten handelingen in een bepaalde tijdvolgorde gespecificeerd (bij het Jacquard-weefgetouw de doorgeprikte kartonnen kaarten) om zo door de machine te worden uitgevoerd, in de regel zonder terugcontrole op de werkelijke of correcte uitvoering. Stabiliteitsproblemen komen bij een directieve automatisering niet voor op de wijze zoals zij de goede werking van een normatieve automatisering beheersen. Het straatorgel is ook een voorbeeld van een dergelijk soort van automatisering.

Er zijn in de loop van de geschiedenis nog vele voorbeelden te vinden van dingen, die om een of andere reden automatisch werkend werden gemaakt, meestal om de gewone burger te overbluffen. Al deze voorbeelden zullen hier achterwege worden gelaten omdat deze beschouwing geen geschiedkundige opsomming, noch een catalogisering van automaten beoogt te zijn. Watt en Jacquard hebben succes gehad met hun machines; de eraan ten grondslag liggende beginselen van automatisering zijn in de loop van deze eeuw alleen of te zamen in veel complexere automaten verwerkt.

Niet zo echter Charles Babbage, een Engelse astronoom, die in het midden van de 19de eeuw probeerde machines te bouwen, waarmede het uitvoeren van wetenschappelijk rekenwerk zou kunnen worden geautomatiseerd. Het is helaas bij modellen gebleven welke, met de kennis van de elektronische rekentuigen van heden bezien, indrukwekkend zijn ten aanzien van hun opzet.

De normatieve (of regelingsautomatisering) en de directieve (of besturingsautomatisering) zijn wat invoering op grote schaal betreft nog voorafgegaan door een ander proces, dat met mechanisering werd aangeduid. In de loop van deze eeuw werd het, om hier niet nader te bespreken redenen, nodig ten behoeve van de westerse wereld steeds meer en steeds meer verschillende goederen te produceren, de handproduktiemethoden te vervangen door mechanische, en deze mechanische produktiemethoden op te delen in kleine stukken, welke op eenvoudige wijze kunnen worden bediend en met behulp van een lopende band direct achter elkaar kunnen worden uitgevoerd. Dit is een vorm van werktempo-dicterende mechanisering, welke veel in het produktieproces van goederen werd toegepast, waarbij de zin van het werk voor de werker ernstig in het gedrang kon komen.

Enkele andere, op uiteenlopende gebieden liggende voorbeelden, zijn o.a. het systeem van hollerithponskaarten (1880) voor het uitvoeren van veel herhaald, in beginsel identiek administratief werk; de invoering van maai- en dorsmachines als vervangers van zeis, sikkel en dorsvlegel; de montageband voor auto’s ter vervanging van een tijdrovende individuele montage; de stofzuiger als vervanger van stoffer en blik, enz. In deze gemechaniseerde arbeidsprocessen blijft de mens de besturende factor, de kwaliteiten en de fouten van het produkt blijven in hoge mate door de mens bepaald, zijn lichamelijke inspanning bij de uitvoering van zijn taak in een gemechaniseerd proces zal in de regel echter veel geringer zijn dan benodigd in het vervangen handbedrijf, door het verhoogde tempo kan de geestelijke inspanning groter worden. Hierbij wordt nog opgemerkt dat ten gevolge van de snelle ontwikkeling van techniek en wetenschap, welke ongeveer 100 jaar geleden vorm begon aan te nemen, zo vele nieuwe mogelijkheden geschapen werden in materialen en technische systemen, welke geleid hebben tot nieuwe produkten, dat ook om deze reden mechanisering van hun produktie nodig bleek nadat zij in het behoeftenpatroon van de gemiddelde mens opgenomen waren. Een aantal voorbeelden hiervan zijn fiets, auto, trein en vliegtuig, fototoestel, film, grammofoon, radio en televisie, stofzuiger, wasmachine, afwasmachine, koelkast en diepvriezer, om er enige te noemen. En daarbij komen alle hulpmiddelen om deze dingen te maken en te onderhouden.

In de stap van mechanisering naar automatisering wordt het bedieningsproces van de machine van de mens weggenomen en in de machine geïncorporeerd. Wat de mens nog moet doen is de machine aanzetten en afzetten, en bij storing een deskundige te hulp roepen. Een alledaags voorbeeld van een directieve automatisering is de automatische wasmachine, die het gehele was-, spoel- en centrifugeerproces van het begin tot het einde zonder tussenkomst van de mens uitvoert. Een typisch voorbeeld van een normatieve automatisering is de door een thermostaat bestuurde centrale verwarming, welke de kamertemperatuur op een bepaalde instelbare waarde houdt door in- of uitschakelen van de brandstoftoevoer naar de branders in de ketel.

Deze voorbeelden zijn automatiseringen van zeer eenvoudig karakter, zelfs zo eenvoudig dat niemand daarvan nog onder de indruk komt. De in deze automaten aanwezige kunstmatige intelligentie is dan ook uiterst gering. En vele jaren hebben de componenten, waaruit men automaten van diverse soort kon maken, ook zodanig grote afmetingen gehad, dat het niet wel mogelijk was automaten met grote kunstmatige intelligentie te bouwen.

Een uitzondering moet hier gemaakt worden voor de telegraaf- en telefoonautomaten. Deze hebben ondanks hun afmetingen algemeen ingang gevonden omdat zij in een behoefte voorzagen tegen een aanvaardbare prijs. Het merkwaardige van de telegraaf- en telefoonautomaten is dat zij, gezien vanaf de abonnee, eigenlijk geen automaten zijn, maar een vorm van mechanisering van de vroegere handbediening van de telefoon, omdat de achtereenvolgende bedieningshandelingen, zoals het kiezen, aansluiten en afbreken, door de abonnee worden uitgevoerd. Echter inwendig hebben deze automaten wel degelijk het karakter daarvan.

De telefoonautomatisering heeft zich aanvankelijk afgespeeld op het lokale vlak,

vervolgens op het interlokale, waarna zij zich sedert een decennium tot een internationale automatisering aan het uitbreiden is. Dit laatste is bij de automatische telegraaf of telex al twee decennia het geval. Er zijn twee factoren aan te geven op grond waarvan deze automatisering als geslaagd mag worden beschouwd. Zij paste nl. in het denkpatroon en het daaruit volgende behoeftenpatroon van de mens, terwijl de technisch daarvoor passende middelen in de vorm van geheugens (kiezers en relais) beschikbaar waren en op voldoende betrouwbare wijze ingesteld en teruggesteld konden worden, dit in vergelijking met het onthouden en vergeten in het menselijk brein. Moderne vakuitdrukkingen gebruikende, zou men kunnen zeggen dat met het kiezen de abonnee een geheugen (register) programmeert in de automatische centrale, waarna het bedrijfssysteem van de centrale, d.w.z. de door de bedrading gevormde vaste schakeling van het register of dergelijke de door de abonnee ingezonden programmadata verwerkt tot de gewenste spreekverbinding, cq. kanaal voor uitwisseling van informatie. Door het feit, dat de automatische telefoon- en telegraafcentrales in wezen aan het oog van het publiek onttrokken opgesteld staan, en het feit dat tijdens de over vele decennia verdeelde uitvoering geen sociale beroering is ontstaan omdat tijdens deze automatisering geen personeelsleden van PTT en RTT als gevolg van automatisering behoefden te worden ontslagen, heeft deze vorm van automatiseren met grote gevolgen in maatschappelijk opzicht eigenlijk weinig bekendheid gekregen.

Niet zo de vorm van automatiseren, welke technisch het gevolg is geweest van het maken van automatische schakelingen met de door de automatische telefoon verschafte schakelmiddelen. De Bell Telephone Laboratories maakten nl. in 1938, zonder dat dit in de wetenschappelijke wereld veel aandacht heeft getrokken, met behulp van telefoonrelais een rekenmachine van voor die tijd grote afmetingen en met ook voor die tijd grote mogelijkheden. Deze machine was echter groot en kostbaar, maar er was mede bewezen dat nog grotere mogelijkheden in het uitvoeren van wetenschappelijk rekenwerk voor het grijpen zouden liggen.

De volgende stap in deze ontwikkeling kwam in 1946 gereed toen de ‘Electronic Numerical Integrator And Computer’ de ENIAC in dienst werd gesteld. Deze door de ‘Moore School of Electrical Engineering’ van de Pennsylvania University door Eckert en Mauchly ontwikkelde decimale, extern geprogrammeerde machine was de eerste elektronische rekenmachine. De elektronische bouwsteen was een met behulp van elektronenbuizen gevormde Eccles-Jordan-trekker, reeds uitgevonden

in 1919. Het extern geprogrammeerd zijn betekent dat alle door de machine te verrichten handelingen door het stap voor stap, bijv. in de vorm van ponskaarten, aan de machine aan te bieden programma, worden bepaald.

Daarna hebben Von Neumann, Eckert en Mauchly gewerkt aan de gedachte van een rekenmachine, waarin het programma op dezelfde manier zou worden opgeslagen als dit ook voor de getallen het geval zou zijn. Door de grote daarvoor benodigde geheugens werd dit een probleem van de bouw van componenten, dat voor het eerst het practische stadium bereikte in de bouw van de ‘Electronic Delay Storage Automatic Calculator’ in Engeland door Wilkes ontwikkeld. In deze machine, de EDSAC genaamd, werd gebruik gemaakt van kwik- en magnetostrictieve vertragingslijnen voor het bewaren van vele binaire cijfers. Deze machine kwam in 1949 gereed in de Cambridge University (Engeland). De grote vooruitgang van een machine met in het geheugen opgenomen programma ligt in het feit, dat op grond van de bereikte rekenresultaten het programma op een nader te kiezen manier kan worden voortgezet. De keuze wordt door de machine zelf gemaakt op grond van zgn. conditionele spronginstructies.

De zgn. stored program computer (rekenmachine met in het geheugen opgenomen programma) heeft grote snel instelbare geheugens nodig. Deze kwamen pas ter beschikking toen de door An Wang (1950) uitgevonden magnetische ring of kern, in ferriet werd uitgevoerd (in 1950 als geheugenelement eerste toepassing door Forrester en/of Rajchman) en in een matrix opgesteld individueel instelbaar bleek in ca. 1 μs. Het elektronische rekentuig heeft echter pas zijn grote verbreiding gekregen na 1960 toen de in 1948 door Bardeen, Brattain en Shockly uitgevonden transistor de veel warmte afgevende elektronenbuis ging vervangen. De afmetingen van het centrale deel van een rekentuig (central processing unit of CPU) konden daarbij belangrijk worden verminderd.

De materiële ontwikkeling (de ‘hardware’) van rekentuigen is na de invoering van de ‘stored program computer’ voor een belangrijk deel bepaald gaan worden door de programmatechnieken (de ‘software’). Een machine accepteert programma’s in machinecode. Daar deze te gedetailleerd is heeft men voor deze machine een assembleertaal ontwikkeld. Programma’s geschreven in assembleertaal moeten worden omgezet in machinecode; dit gebeurt door de assembler. In de regel is dit een te moeizame bezigheid. Voor toepassing door de gebruiker zijn er voor allerlei specifieke doeleinden geschikte, gemakkelijk te beheersen programmatalen ontwikkeld als bij voorbeeld (aangegeven in de gebruikelijke afkortingen) FORTRAN, ALGOL, COBOL, BASIC, LISP, APL, PLI enz.

Deze talen maken het nodig in het geheugen van de machine de beschikking te hebben over een omzetprogramma (compiler), waarmede het uitwendige toegevoerde programma in het rekentuig wordt omgezet in zijn machinecode. Voor elke taal is een eigen omzetprogramma nodig. Daarnaast is er in de machine nog een programma nodig voor het ordenen van alle door de machine uit te voeren handelingen. Dit is het bedrijfsprogramma (operating system), een soort ‘verkeersregelaar’.

Er is in een rekentuig veel te regelen wat betreft de invoer van uit zeer verschillende bronnen stammende data en wat betreft de uitvoer van de verwerkte gegevens naar zeer verschillende uitvoermedia: in de regel wordt zelfs een aantal programma's tegelijkertijd verwerkt omdat de werkingssnelheid van het rekenorgaan veel groter is dan die van een aantal andere organen van het rekentuig, daarbij inbegrepen de organen van in- en uitvoer van data. Daarbij kunnen nog prioriteiten gesteld worden wat de volgorde van behandeling van de verschillende programma’s betreft. Programma’s kunnen in volgorde van aanbieden achter elkaar behandeld worden (batch verwerking), of in tijdscharing (time sharing) door een aantal stations (terminals) tegelijkertijd worden ingevoerd, c.q. in interactieve samenwerking met het rekentuig worden opgebouwd. Het is daarbij van geen belang of het station een verreschrijver is of een of ander meetapparaat of besturingsapparaat.

Als al deze soorten van programma’s met alle voor de uitvoering daarvan eventueel benodigde tabellen in een snel kerngeheugen zouden moeten worden opgeslagen, dan zijn zeer grote kerngeheugens nodig, waardoor een rekentuig bijzonder kostbaar zou worden. Voor het opslaan van alle niet direct bij een uitvoering benodigde programma’s en gegevens zijn na 1950 verschillende typen van langzame en goedkope geheugens ontwikkeld, als bijv. magnetische trommels, banden, kaarten en schijven. Daarvan hebben de magnetische banden en schijven verre de overhand gekregen. De kosten van opslag per eenheid van informatie (bit) van een snel kerngeheugen en een magnetische schijf verhouden zich ongeveer als 1000: 1.

Op een magnetische band van ongeveer 700 m lang of een schijvenpakket kunnen, afhankelijk van het type, 10...100 miljoen bits informatie worden geregistreerd. Deze registratie geschiedt meestal in genummerde blokken, welke onder de leeskoppen moeten worden gestuurd. Deze blokken, eenmaal gevonden, kunnen met grote snelheid in het kerngeheugen worden overgebracht. Omgekeerd kunnen blokken uit het kerngeheugen naar de schijf of band worden getransporteerd. Dit heen en weer transporteren wordt aangeduid met swapping. Hierdoor kan het kerngeheugen beperkt in grootte blijven. Behalve deze ontwikkeling van achtergrondgeheugens, nodig voor de economische bruikbaarheid van de grote rekentuigen, heeft er nog een ontwikkeling plaats gevonden, welke geleid heeft tot in massa produceerbare kleine rekentuigen (minicomputers).

Het is nl. niet gebleven bij de vervanging van de elektronenbuis door de transistor; het is mogelijk gebleken met dezelfde techniek als voor het vervaardigen van een siliciumtransistor werd toegepast, ook gehele schakelingen op een stukje silicium aan te brengen. Dit zijn de zgn. geïntegreerde schakelingen (integrated circuits; IC, zie Micro-elektronica). Met deze techniek kunnen op een stukje silicium van enkele vierkante millimeters schakelingen met bijv. 10 tot enige duizenden transistoren worden aangebracht. Zo kan bijv. het processorgedeelte van een rekentuig met woorden van 8 bit, een microprocessor, op één zo’n stukje silicium worden geïntegreerd. Daarmede is een reeks van rekenapparatuur of besturingsapparatuur, van groot naar klein, ter beschikking gekomen, welke als brein van vrijwel elke soort van automatisering dienst kan doen.

Met zijn programmeerbare geheugens, voorgrond en achtergrond, of snel en langzaam, met zijn vermogen om getypt en gedrukt schrift te lezen en allerlei soorten van meetsignalen te verstaan, met zijn vermogen de data van ponskaarten, ponsbanden, magnetische banden, verreschrijvers en andere bronnen te kunnen opnemen in het geheugen, deze volgens één of meer programma’s al dan niet tegelijkertijd te kunnen verwerken volgens door de programmeur gegeven richtlijnen, teneinde deze weer te kunnen afgeven aan ponsbanden, magneetbanden, verreschrijvers, regeldrukkers, beeldbuizen, X, Y-schrijvers, tekenmachines (plotters) en aan allerlei soorten van procesbesturingsorganen, is er een automaatsysteem ontstaan, dat vele punten van overeenkomst heeft met de mens. In geheugengrootte schiet het nog erg te kort; zijn materiële afmetingen zijn vaak erg groot vergeleken bij de mens, maar in accuratesse, snelheid van werken, en het uitvoeren van een aantal opdrachten tegelijkertijd overtreffen deze automaatsystemen de mens in niet geringe mate. Dit laatste wordt bevestigd door een serie voorbeelden van automatiseringen, welke de laatste twee decennia tot uitvoering gekomen zijn onder gebruikmaking van rekentuigen.

Het elektronische rekentuig is ontstaan uit de wens gecompliceerd en langdurig wetenschappelijk rekenwerk te kunnen verrichten, waarvoor de benodigde mankracht niet of moeilijk te verkrijgen was. Men kwam toen al spoedig tot de ontdekking, dat met deze rekentuigen ook gemakkelijk vele malen te herhalen zelfde eenvoudige berekeningen zouden kunnen worden uitgevoerd. Als eerste voorbeelden van automatiseringen van de bestuurlijke informatieverwerking (zie Administratieve automatisering) kunnen de automatiseringen van salaris- en verzekeringspremie-administraties genoemd worden. Met het beschikbaar komen van magnetische banden ontstond de mogelijkheid van automatisering van rekening-courant-administraties van banken. De rekeningsaldo’s werden in nummervolgorde op de magnetische band vastgelegd, de verwerking moest

altijd in serie plaats vinden. Met de ontwikkeling van de magnetische schijven (begonnen in 1957) ontstond de mogelijkheid van willekeurige toegankelijkheid van dit soort gegevensbestanden (random access). De postgiro of postcheque is het eerste voorbeeld hiervan in Nederland en België. De banken en spaarbanken volgden.

De belastingadministratie werd geautomatiseerd in een eigen rekencentrum van de belastingdienst. De automatisering van andere delen van de administratieve Rijksdiensten werden geconcentreerd in Computer Centra. De magazijnadministraties van verschillende Rijksdiensten en grote industrieën werden geautomatiseerd, sommige met berekening van de optimale aantallen van de verschillende magazijngoederen. Dit soort automatiseringen is niet beperkt gebleven tot de grote administraties, maar heeft zich met het beschikbaar komen van kleinere rekentuigen ook doorgezet naar kleinere administraties. Daarin is een grote markt ontstaan voor de zgn. ‘office computers’.

Het rekentuig heeft in de industrie ook een groot veld van toepassing gevonden als brein van automatiseringen. Chemische processen, in het bijzonder van de petroleum- en petrochemische industrie worden erdoor bestuurd. Bijv. worden kraakinstallaties, die gebruikt worden om ruwe petroleumfracties (katalytisch) om te zetten in hoogwaardige benzine en andere waardevolle produkten, gegeven het orderbestand en de aard van de grondstof zodanig automatisch door de rekenmachine gestuurd, dat het geheel van produktwaarden en proceskosten optimaal economisch verloopt.

De vluchtplanning van vliegtuigen, de vaartplanning van schepen, de ritplanning van vrachtauto’s voor de bevoorrading van magazijnen, de ritplanning van goederenwagens van de spoorwegen, alle worden met behulp van rekentuigen automatisch en optimaal bepaald.

De automatische piloot van verkeersvliegtuigen kan tegenwoordig zowel de constante vlucht als het opstijgen en landen uitvoeren. Van de grondzijde uit wordt het vliegverkeer van en naar de vliegvelden met behulp van speciaal daarvoor ontworpen rekentuigen gecontroleerd en zo nodig bestuurd.

De werking van hoogovens, walswerken, elektriciteitscentrales en dergelijke kan met rekentuigen bewaakt en optimaal worden uitgevoerd.

Er is een begin gemaakt met de besturing van automatische telegraaf- en telefooncentrales met behulp van rekentuigen, waardoor met ca. 25 jaar vertraging een begin kan worden gemaakt met de vervanging van kiesschijftoestellen door druktoetstoestellen. Zelfs voor het maken van het weerbericht door het KNMI te De Bilt of het KMI te Ukkel zijn tegenwoordig computers ingeschakeld.

Kleinere rekentuigen worden reeds veel gebruikt voor het automatisch ordenen van metingen waarvan bijv. de meetfrequentie zeer hoog kan zijn. Molecuulstructuren kunnen ermede bepaald worden. Zij worden gebruikt bij het meten en berekenen van allerlei biologische verschijnselen, enz. Grotere rekentuigen worden gebruikt bij metingen in het kernfysisch onderzoek en in de radio-astronomie bij de besturing van de radiotelescopen en de uitwerking van de stromen meetdata.

Ziekenhuizen kunnen niet meer zonder rekentuigen voor de meest uiteenlopende doeleinden. Patiëntregistratie uit medisch en financieel oogpunt, bewaking van de geneesmiddelenmagazijnen, automatisering van het klinisch-chemisch laboratorium, patiëntbewaking in de ‘intensive care’, hartonderzoek, enz. zijn onderwerpen waarbij rekentuigen een zeer belangrijke rol spelen.

De incassoadministraties van PTT en RTT, openbare nutsbedrijven, verzekeringsmaatschappijen en verenigingen, zijn alle opgenomen in de stroom van de administratieve automatisering.

In alle (niet uitputtend) opgesomde voorbeelden van automatiseringen onder gebruikmaking van rekentuigen vervult het rekentuig de rol, niet slechts van één mens, maar vaak van een heel team van mensen in het handproces; beter, sneller en goedkoper. In het begin van de invoering van automatiseringen in het produktieproces, toen handbedrijven door automatische bedrijven werden vervangen, zijn veel arbeidsplaatsen verloren gegaan en weinige voor anders en hoger geschoold personeel in de plaats gekomen. Dit heeft zonder twijfel werkloosheid tot gevolg gehad. De situatie in de westerse wereld wordt echter geheel anders als daar ‘full employment’ heerst. In die situatie en een toenemende vraag naar produkten en een zeer snelle ontwikkeling van nieuwe produkten tengevolge van de nog steeds doorgaande minstens even snelle ontwikkeling van wetenschap en techniek, kan alleen meer én iets nieuws gemaakt worden als de produktie van de bestaande soorten van goederen verbeterd of geautomatiseerd wordt. De produktie van de nieuwe soorten goederen zal van de aanvang af zo ver mogelijk geautomatiseerd worden, het is niet meer mogelijk deze in handbedrijf te starten, zowel uit een oogpunt van de benodigde hoeveelheid personeel als van de kostprijs van de goederen. Dit betekent dat onder de huidige omstandigheden de sociale problemen, welke enige decennia geleden bij de invoering van een automatisering als vervanging van een hand- of gemechaniseerd bedrijf konden optreden, niet meer op die manier aanwezig zijn.

De slotvraag bij deze beschouwing over automatisering is, wat staat ons nog te wachten? Als men een juiste voorspelling daaromtrent zou kunnen doen, dan wordt men ongeloofwaardig voor de lezer. Immers alle nieuwe dingen vallen, zo lang zij nog niet werkelijkheid zijn geworden, buiten het denkraam van de mens, en al wat daar buiten valt is ongeloofwaardig. Dus op deze vraag gaat schrijver dezes verder niet in. Wel is het vermeldenswaard dat Hitachi een door een rekentuig bestuurde robot heeft gemaakt, welke een tekening leest, waarop een bouwsel met blokken is aangegeven. De robot kiest de blokken uit een gegeven voorraad en bouwt volgens de tekening. Wordt deze machine, die het werk van een kind van drie jaar doet, in de toekomst volwassen? De mens heeft zich dan in de schepping door een machine vervangen, de creativiteit en de inventiviteit van de menselijke geest daargelaten.

< >