een van de instrumenten, bedoeld om de brekingsindex van een vloeistof of vaste stof te bepalen, berustend op het optreden van grenshoeken. De te onderzoeken vloeistof bevindt zich tussen de twee prisma’s A en B; B, eventueel in combinatie met een spiegel heeft geen ander doel dan voor een juiste belichting van de vloeistof te zorgen. Het vlak van B dat in contact is met de vloeistof is zodanig bewerkt, dat het voor een diffuse verlichting zorgt. Licht dat scherend invalt op het prisma A, verlaat A onder een minimale hoek φ (t.o.v. de normaalrichting). Wanneer de telescoop T wordt rondgedraaid, zal er bij de hoek φ een sterke verandering in lichtintensiteit worden waargenomen. Bij bekende n, de brekingsindex van A, en ⍺ volgt de brekingsindex van de vloeistof uit:
n0 = sin ⍺ √(n2 − sin2 φ) − cos ⍺ sin φ
In het algemeen is T verbonden met een arm die over een schaal loopt, die zodanig is gecalibreerd dat de waarde van n0 direct is af te lezen. Bij bepalingen aan vaste stoffen wordt prisma B niet gebruikt; een gepolijst vlak van de te meten vaste stof wordt tegen A geplaatst, soms door middel van een dunne film van een vloeistof met grote brekingsindex (om de niet ideale polijsting van het monster op te vangen).