Synoniemen zoeken
Synoniem van rijden
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
rijden
rijden - heeft als onderwerp een persoon die zich per voertuig of rijdier verplaatst, dan wel het betrokken voertuig of rijdier. De werkwoorden karren (informele stijl) en arren hebben meestal een persoon als onderwerp; deze rijdt in het eerste geval per voertuig op wielen, in het tweede geval per arreslee. Tuffen verwijst naar autogebruik. Jakkeren, racen of (in informele stijl) pezen en sjezen geven aan dat een voertuig - of de daarin of daarop gezeten persoon - zich zeer gehaast of snel voortspoedt. Scheuren (informeel) veronderstelt een motorvoertuig, bromfiets en dergelijke als vervoermiddel. Rauzen, rossen of raggen is: woest scheuren. Een kar of rijtuig boldert, rijdt met dreunend of rammelend geluid. Hotsen heeft een voertuig of de inzittenden daarvan als onderwerp, en geeft aan dat men zich schokkend en stotend voortbeweegt. Ruiters galopperen, rijden in galop; voertuigen taxiën over de start- of landingsbaan. Op een bromfiets bromt men, op een fiets fietst, peddelt, kart, pedaalt of trapt men (alles informele stijl, behalve 'fietsen'). Wanneer men met een auto zo snel mogelijk rijdt, gebruiken we rijden met het gas op de plank of plankgas rijden. Kriskras rijden is crossen; dit woord gaat vergezeld van een plaatsbepaling met het achterzetsel 'door': 'het hele land door crossen'. Bij toeren is het tempo kalm; men rijdt tot vermaak of, om een stad of streek te bezichtigen.
Zie: verplaatsen, zich.

Synoniemen Handboek
Jef Anthierens (1998)
Rijden
Gezegde(s):
• zich per as verplaatsen

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
rijden
rijden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: rij-den
1. vooruit komen
♢ deze auto kan niet meer rijden
2. in een voertuig vervoeren
♢ kun jij mij naar huis rijden?
3. besturen van een auto
♢ ?
Onregelmatig werkwoord: rij-den
ik rij(d)
jij/u rijdt
hij/zij rijdt
wij/zij/jullie rijden
ik/jij/u/hij/zij reed
wij/zij/jullie reden
hij heeft gereden
de/het/een gereden ....
rijdend, rijdende
Synoniemen
autorijden, chaufferen