Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

treef

betekenis & definitie

(de, treven),

1. taboe, i.h.b. op een levensmiddel. Natuurlijk had ouma( ) bij het verschijnen van de eerste vetpuisten in zijn gezicht geprobeerd een treef bij hem in te voeren ( ) (Vianen 1972: 15).
2. datgene waarop een taboe rust, i.h.b. een levensmiddel. Luister, Ik heb bijvoorbeeld óók een treef. Vis, alle vis, vervolgde baas Hendrik (Butner 1969: 76). En vrijers zijn ook mijn ‘treef’, en ze hebben, met uw verlof gezegd, zelfs geen broeken aan hun achterste (Penard 1924: 340). Etym.: S trefoe = 1 en 2, van Hebreeuws en Jiddisch ‘treifa’ = bet. 1. Oudste vindpl. (1 of 2) Stedman 1796: 365 (treft).

< >