(de, kreken), ook:)
1. beek, smalle rivier. Diep in het binnenland in rivieren en kreken,
maar ook in de stad in kanalen en trenzen komt de waterhyacint voor (Bauxco Nieuws, april 1965: 6).
2. (veroud.): voorafgegaan door een vz., i.h.b. ‘in’, ook (de) kreken, kon net zo behandeld worden als rivier: z.a. Dat tot meeste gemack van alle inwoonders die in kreecken woonen ( ) alle inwoonders van deselve gehouden sijn gesamentlijck, een yeder volgens sijn krachten, deselve te suyveren (plak. van 1669, oudste vindpl.; S&dS 46).
-Etym.: AN k. = beek onder invloed van de getijden. E creek heeft de bet. van SN k. in de USA en de voormalige Engelse kolonies (Onions). S kriki = id. Oudste vindpl. van 1 plak. van 1669 (S&dS45).