Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

blad

betekenis & definitie

1. Javaans blad

(het), naam voor enige sierplanten met bonte bladeren die wellicht alle gekweekt zijn uit één, van Java afkomstige soort, de AN siernetel (Coleus blumei, Bradibitafamilie). Zie Ost. 184.

2. blad zn., (ook:)
1. (het, -en), vuilnisblik, i.h.b. in de combinatie blad en bezem.
2. (het), (papier)geld. Ik ben namelijk bang dat als die kei geluk had gehad, ik een of andere rijkemanszoon zou zijn nu. Met een hoop blad in mijn zak en een hoop modder in mijn kop (Dobru 1968: 21).
3. (het), bedrag in guldens. Het was een koelie die de creoolse Maagdenstraatprostituée Rinia van een oog af hielp, weliswaar nadat ze hem naar zijn zeggen van duizend blad had afgeholpen, althans een bedrag groter dan haar stukloon (Van Teylingen 29).
- Etym.: (2) Vgl. AN b. = stuk papier; Cairo (1978b: 141) gebruikt bladgeld. Ook kan eraan gedacht worden dat er bonoeman zijn die iemand kunnen doen geloven, dat een planteblad een bankbiljet is: zie Cairo 1979: 87.
- Syn. van 1 vuilblad, vuilnisblad. Zie i.v.m. 2 ook: blad maken, specie, spek, vel (1).
—: blad en bezem (de), stoffer en blik. Etym.: Zie blad (11.1), bezem.
—: blad maken (maakte, heeft gemaakt), geld verdienen. Wel, brother, terwijl ik je dit zo schrijf zitten wij midden in een aktie van medische specialisten. Die mannen vinden dat ze niet genoeg blad maken (WS 1982). Etym.: Zie blad (II.2). Bij Rappa(1984: 126) blat maken.