Gepubliceerd op 30-07-2020

Witjes lachen

betekenis & definitie

oorspr. zoveel als stilletjes, vriendelijk, blij, gelukkig lachen, vooral als gevolg van heimelijke blijdschap of tevredenheid; thans echter gebruikt in de zin van: zuinig lachen, als een boer die kiespijn heeft (Fr. rire jaune). Witjes is gevormd bij wit in de zin van vrolijk (vgl. Eng. white; Lat. albus, candidus), waarnaast in de 17de eeuw ook bestond een znw. wit, voor vreugde, vrolijkheid (o.a. bij Vondel, Uitvoert van mijn Dochterken, vs. 1: „De felle dood, die nu geen wit magh sien”). Ook onder de vijf kerkkleuren is wit die van de vreugde. Hierbij zal ook wel behoren de gewest, uitdr. het is witte (of dikke) flip tussen hen en het Zuid-Nederlandse wit zijn met of bij iemand, wel bij hem staan: met iets niet wit zijn, ermee opgescheept zitten; 't is wit tussen die twee (tgov. ’t is zwart, er is onmin, vijandschap); al te wit is gauw te vuil, te grote vriendschap duurt soms niet lang.

< >