Witjes lachen
oorspr. zoveel als stilletjes, vriendelijk, blij, gelukkig lachen, vooral als gevolg van heimelijke blijdschap of tevredenheid; thans echter gebruikt in de zin van: zuinig lachen, als een boer die kiespijn heeft (Fr. rire jaune). Witjes is gevormd bij wit in de zin van vrolijk (vgl. Eng. white; Lat. albus, candidus), waarnaast in de 17de eeuw ook b...