klaplopen; ook: zonder onderdak rondzwerven; schooieren. Er zijn geen oude bewijsplaatsen van bekend. In het Oostfr.: up schubbe (of schubber) de bunk ütgdn, „hungrig, gierig, und schmarotzend umherziehen, um irgendwo einen Knochen od. Rest von Fleisch u. sonstigen Speisen zu erhaschen”. In Deventer op schabbertjendebonk lopen, in Noord-Brab. op schobberdebonk lopen, waarvoor aldaar ook gebruikt wordt schaaf- of op schaaf lopen; in Zuid-Nederland op schobberdebokoi schavordebonk lopen en schabbernak gaan, en ook op de school, op 't schuim, op de snoep, op schuffel, op den schoffel, op den schoef lopen, waarnaast schoeffelaar, schoffelaar, schuffeleer, tafelschuimer, bekend is; in Groningen: op de schoefies lopen; evenzo in het Zaans: op schoefies, op de schoofjes (schuifjes) lopen. De vormen met schaver, schaaf maken het niet wsch. dat het eerste lid samenhangt met schuifje, kliekje, restje, wat na den eten van de tafel geschoven wordt. In Limburg op de smacht lopen en in de 18de eeuw ook op de schooibrok loopen; 16de eeuw op schimmel rijden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk