hem beroven, afzetten; ook (thans gewoonlijk) hem afranselen; soms voor: hem kleineren, afdingen op zijn verdiensten. Deze jonge fig. uitdr. is ontleend aan het zeewezen: een schip, een mast aftuigen betekent: die van het tuig, de takelage ontdoen.
Zich aftuigen wordt wel gezegd voor: zijn kleren, inz. zijn mooie kleren afleggen.