Iemand aftuigen
Omdat hij zijn mond voorbij had gepraat, werd de boef door zijn bendeleden afgetuigd: de boef kreeg een pak slaag.
Ed van Eeden (2017)
Omdat hij zijn mond voorbij had gepraat, werd de boef door zijn bendeleden afgetuigd: de boef kreeg een pak slaag.
F. Stoett (1977)
hem beroven, afzetten; ook (thans gewoonlijk) hem afranselen; soms voor: hem kleineren, afdingen op zijn verdiensten. Deze jonge fig. uitdr. is ontleend aan het zeewezen: een schip, een mast aftuigen betekent: die van het tuig, de takelage ontdoen. Zich aftuigen wordt wel gezegd voor: zijn kleren, inz. zijn mooie kleren afleggen.
F.A. Stoett
hem beroven, afzetten; ook (thans gewoonlijk) hem afranselen; soms voor: hem kleineren, afdingen op zijn verdiensten. Deze jonge fig. uitdr. is ontleend aan het zeewezen: een schip, een mast aftuigen betekent: die van het tuig, de takelage ontdoen. Zich aftuigen wordt wel gezegd voor: zijn kleren, inz. zijn mooie kleren afleggen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: