Zich zelf prijzen, zich verheffen op welvaart en voorspoed, en daarbij God vergeten. ‘Roken’ is hier: een reuk- of brandoffer brengen, en wel bepaaldelijk aan afgoden. (Vgl. Hab. i : 16). Hij rookt (a... Lees meer
‘Baviaan’, van Fra.: babouin; It.: babbuino: Perz.: maimum, kat-aap. Zwaar roken, grote rookwolken uitblazen. Vermoedelijk ontleend aan uithangborden met ‘De rookende Moor’, waarbij dan de Moor getran... Lees meer
de jongen die nog geen rijbewijs had, werd door de politie aangehouden, toen rookte hij een lelijke (zware) pijp: hij kwam door zijn eigen schuld in grote moeilijkheden.
Figuurlijk voor: daar moeten we van leven, bestaan; dat verschaft ons voedsel, levensonderhoud. De uitdrukking heeft vooral bekendheid gekregen door Lentedagen van G. W. Lovendaal
Dat maakt, dat wij kunnen bestaan; daar leven we van. In zijn schets van de Noordhollandse boer, zegt Hildebrand in zijn Camera Obscura: 'Het is niet anders dan de kaas, die al Noordhollands schoorste... Lees meer
In Matth. 12:20 wordt van Jezus getuigd dat hij het gekrookte riet niet verbrak en de rokende vlaswiek niet uitbluste. In Palestina kon men in de dagen van Jezus veel van die rokende vlaswieken op str... Lees meer