Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Flor

betekenis & definitie

f. bloem, bloesem; dons (van vruchten); schimmel, kaam (op wijn); maagdelijkheid; flores, pl. complimentjes tot een vrouw gericht; la flor y nata de la sociedad, de bloem-, de keur-, het beste van de maatschappij; a flor de agua, aan of bij de oppervlakte van het water; caer en flor, in de bloei van het leven sterven; como mil flores, o como unas flores, zeer in zijn schik; dar en la flor de alguna cosa, iets handig doen of zeggen; zich iets aanwennen; matar en flor una cosa, iets in de kiem smoren; en flor nog niet rijp.