Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

De

betekenis & definitie

prep. van (bezit); (wijze waarop) de pie, staande; van, uit; venimos de Bruselas, we komen van of uit Brussel; (materie) un vestido de seda, een zijden kleed; (inhoud) un vaso de agua, een glas water; (onderwerp waarover gehandeld wordt) se habla de la guerra, men spreekt over de oorlog; (aard) hombre de valor, man van moed; (voor apellatieven) el mes de diciembre, de maand December; la ciudad de Valencia, de stad Valencia; van(af); vamos de Madrid a Toledo, we gaan van Madrid naar Toledo; (voor onbepaalde wijzen) es hora de caminar, het is tijd om te vertrekken; de haber seguido yo mi propia inclinación, sería médico, als ik mijn eigen neiging gevolgd had, zou ik dokter geworden zijn; de noche, ’s nachts; de dia, overdag; (ter versterking van een qualificatief) el bueno de Pedro, die goeie Piet; ¡pobre de mi padre! mijn arme vader! als; servir de criado, als knecht dienen.