Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 19-05-2022

Bien

betekenis & definitie

m. (het) goede; nut, welzijn, heil; bienes, pl. goederen, bezittingen, bezit, kapitaal; bienes inmuebles, o bienes raíces, pl. onroerende goederen; bienes muebles, pl. roerende goederen; bienes semovientes, pl. levende have, vee; es por su bien, het is om zijn bestwil; tener a, o por, bien una cosa, iets toestemmen, -inwilligen, -toestaan; adv. goed, wel; gaarne; zonder bezwaar; vrij veel; ongeveer; bien que mal, zo goed en zo kwaad als het gaat; bien que, o si bien, hoewel, ofschoon; no bien, nauwelijks.