Morus nigra: Een tot maximaal 10 meter hoge boom of struik die in West-Azië in het wild voorkomt. De stam is meestal knoestig en bepaald niet recht.
De stam is bovendien kort en heeft een dikke, grauwgrijze schors. De twijgen zijn vrij dik, met veel zogeheten kortloten. Ze zijn geelbruin van kleur. De knoppen zijn maximaal 1 cm groot en hebben 3, 4 of 5 schubben. De bladeren zijn breed eirond en hebben een diep hartvormig ingesneden voet. De lengte varieert heel sterk: 6 tot 20 cm.
De bovenzijde is donkergroen en wat ruw. De randen zijn grof gezaagd en meestal niet gelobd. De eenslachtige bloemen zijn bij Morus nigra op verschillende exemplaren aanwezig (tweehuizig). Ze zijn heel klein en vallen niet op. De eironde vruchten zijn 2 tot 6 cm lang en glanzend zwart-rood van kleur. Ze hangen aan stelen die tot 6 cm lang zijn. De smaak is zoet en iets kruidig.Zwarte moerbeien zien we vooral op buitenplaatsen. Ze werden daar dan ook veel als leiplant tegen een zuidmuur gezet.