Alnus glutinosa: Een inlandse boom die op den duur wel 20 meter hoog kan worden en soms nog hoger reikt. Groeit vooral in de jeugdfase zeer voortvarend.
Hij vormt een onregelmatige, breed kegelvormige kroon. De stam is donker gekleurd. De jonge twijgen zijn kleverig en groen van kleur. In het najaar verkleuren ze en krijgen ze een paarsachtige tint. De knoppen zijn gesteeld en paars of bruin. De toppen van de twijgen zijn driekantig.
De stompe bladeren zijn groot en hebben een lengte van 4 tot 10 cm. De vorm is omgekeerd eirond. De randen zijn gegolfd en onregelmatig getand of gezaagd. Ze zijn donkergroen en blijven tot in november aan de takken zitten. Jonge bladeren zijn lichter groen en kleverig. Van de bloemen vallen alleen de manlijke katjes op.
Als ze bloeien (februari-maart) zijn ze donkergeel van kleur en produceren ze wolken stuifmeel. Ze hebben een lengte van 4 è 5 cm. De vrouwelijke bloeiwijzen zijn klein, opstaand en rood. Daaruit ontwikkelen zich de bekende houtige elzenproppen waarin zich de zaden bevinden. Deze vruchten zijn tot 2 cm groot en blijven heel lang aan de boom.Alnus glutinosa wordt zeer algemeen gebruikt als vulhout in bossen en singelbeplantingen, als windkering (o.a. rond fruitteeltbedrijven) en ook als geschoren haag. De boom kan heel goed worden geknot. Bij particulieren vrijwel uitsluitend in wilde tuinen. De cultivars 'Laciniata' en 'Imperialis' hebben diep ingesneden bladeren, bij de tweede het sterkst. Ze hebben beide iets overhangende takken en zijn dus sierlijker.