VOOR FRUITBOMEN MET EEN GOEDE OPBRENGST
Fruitbomen zoals appels, peren, pruimen en kersen laten zich in allerlei vormen kweken, maar dat vraagt zeer ruime ervaring. Voor de gemiddelde tuinliefhebber zijn 'normale' fruitbomen al een uitdaging op zich. Ze moeten zorgvuldig worden gesnoeid om niet alleen tot mooie, maar ook tot goed vruchtdragende bomen uit te groeien. Appels worden als brede boom gekweekt en peren meer als smal opgaande bomen.
APPEL: SNOEI NA HET PLANTEN
Appelbomen worden over het algemeen als twee- of driejarig boompje verkocht. Plant de boom op de gekozen plaats en zet hem vast aan een boompaal. Knip de harttak terug tot zo'n 10 cm boven de bovenste zijtak. De zijtakken worden voor tweederde deel teruggeknipt tot vlak boven een naar buiten staande knop. De zijtakken vormen de basistakken, ook wel gesteltakken genoemd.
APPEL: NA HET EERSTE GROEISEIZOEN
Na het eerste groeiseizoen zijn de oorspronkelijke takken flink uitgelopen. Al deze nieuwe takken worden met de helft teruggesnoeid. Let er op dat de takken naar buiten wijzen. Takken die naar binnen toe groeien, mogen in hun geheel worden weggeknipt
APPEL: NA HET TWEEDE GROEISEIZOEN
Na het tweede groeiseizoen zijn de gesnoeide takken opnieuw uitgelopen, waardoor de boom een dichte vertakking krijgt. Alle scheuten die het afgelopen jaar zijn gevormd, worden met een kwart ingekort. Takken die andere takken kruisen of naar binnen gaan groeien, worden in hun geheel weggesnoeid.
APPEL: NA HET DERDE GROEISEIZOEN
De boom begint nu volwassen te worden. Op de takken zijn korte dikke zijtakken (kortloten of sporen) ontstaan waarop de bloesem en dus ook de vruchten zich vormen. Vanaf dit moment moet jaarlijks op twee manieren worden gesnoeid. De nieuwe scheuten worden teruggeknipt tot op 6 knoppen van de tak. Kruisende takken worden in hun geheel weggeknipt. De kortloten (sporen) worden vanaf nu jaarlijks gedund om de fruitbomen te verjongen.
Die kleine vertakkingen kunnen te dicht op elkaar zitten of te veel door elkaar groeien en dat maakt vruchtontwikkeling moeilijk. Dikkere oude delen worden daarom geleidelijk aan weggeknipt, zodat er meer ruimte ontstaat en jonge sporen een kans krijgen.
WARMTEBEHOEVEND FRUIT
Perzik, nectarine, amandel en abrikoos kunnen beter als leifruit worden gekweekt. Het is eventueel wel mogelijk om deze planten als lag - of hoogstam te kweken. Houd dan de snoei voor appel aan.
PEER: SNOEI NA HET PLANTEN
Ook perenbomen worden vaak als twee- of driejarig boompje verkocht. Plant de boom en zet hem vast aan een boompaal. Knip de harttak terug tot zo'n 10 cm boven de bovenste zijtak. De zijtakken worden tot ca. 15 cm uit de harttak teruggeknipt, maar wel op een naar buiten staande knop.
PEER: EERSTE GROEISEIZOEN
In zijn eerste groeiseizoen wordt de nieuwe harttak die uit de gesnoeide top ontstaat vastgebonden aan de boompaal. Nieuwe scheuten die in dezelfde richting als de harttak groeien, vormen concurrentie voor de top. Daarom worden die zeer kort teruggeknipt tot op één knop.
PEER: NA HET TWEEDE GROEISEIZOEN
De harttak wordt zo teruggesnoeid, dat 30 cm van de groei van het laatste jaar blijft staan. De rest wordt weggeknipt. Let er wel op dat de onderliggende knop precies in tegenovergestelde richting wijst van de knop waarboven de vorige zomer is gesnoeid. Nieuwe eindscheuten worden ingekort tot op 25 cm. Knip altijd terug op knoppen die naar buiten en beneden zijn gericht. Nieuwe scheuten die in dezelfde richting als de harttak groeien, worden zeer kort teruggeknipt tot op één knop. Deze snoei wordt jaarlijks herhaald totdat de perenboom de gewenste hoogte heeft bereikt.
PEER: NA HET DERDE GROEISEIZOEN
De boom begint nu volwassen te worden. Op de takken zijn korte dikke zijtakken (kortloten of sporen) ontstaan waarop de bloesem en dus ook de vruchten zich vormen. Vanaf dit moment moet jaarlijks op twee manieren zorgvuldig worden gesnoeid. De nieuwe scheuten worden flink teruggeknipt tot op 2 of 3 knoppen vanaf de tak waaruit ze ontstaan. Knip altijd terug op een naar buiten staande en beneden groeiende knop. Kruisende takken worden in hun geheel weggeknipt, maar ook de kortloten (sporen) worden vanaf nu jaarlijks gedund om ze te verjongen.
PRUIM EN KERS
Pruimen en kersen worden de eerste twee jaar identiek aan elkaar gesnoeid. Zorg voor een goed vertakt boompje met 3 of 4 zijtakken. Pruimen en kersen worden nooit in de winter gesnoeid om loodglans te voorkomen. Snoei daarom in het voorjaar bij jonge bomen en in de zomer bij volwassen bomen.
Plant het boompje en zet hem vast aan een boompaal. Knip na het planten de zijtakken (gesteltakken) met ongeveer tweederde deel terug. De doorgaande harttak wordt teruggeknipt tot net boven de bovenste zijtak. Alle scheuten die lager dan 75 cm groeien worden geheel verwijderd.
Het tweede jaar worden ca. 3 sterke zijscheuten van elke gesteltak met de helft ingekort. Zwakke of slecht geplaatste zijscheuten worden helemaal verwijderd. De overige twijgen worden niet gesnoeid.
Bij de pruim bestaat de snoei vanaf het derde jaar elk jaar uit onderhoudssnoei. Knip in de zomer te krachtige nieuwe scheuten helemaal weg. Zwak groeiende of horizontaal groeiende takken worden met een vierde deel teruggeknipt.
Bij de kers wordt er elke keer na de oogst gesnoeid. Knip ongeveer een vierde deel van de scheuten die gedragen hebben terug tot op de gesteltak. Te sterk groeiende scheuten die het hart te dicht maken, worden ook verwijderd. Alle scheuten die lager dan 75 cm groeien worden verwijderd.
HOOGSTAMFRUITBOMEN
Hoogstamfruitbomen worden op dezelfde manier gekweekt. Alleen wordt de harttak niet weggesnoeid maar langs de boompaal geleid. Met de groei van de harttak wordt er jaarlijks een deel van de onderste zijtakken weggehaald, zodat de vertakking zich geleidelijk naar boven verplaatst. Wanneer de gewenste stamhoogte is bereikt, wordt de kroon van de hoogstam op dezelfde manier verder gevormd en gesnoeid zoals op deze pagina's is beschreven.