Vinca minor: de kleine maagdenpalm, is een bodembedekkend struikje met kruipende tot opgaande stengels. De plant is in alle delen kleiner dan V. major.
Hij blijft ook lager (10 tot 15 cm) en vormt op den duur hele matten, waardoor hij uiterst geschikt is als bodembedekker, ook op beschaduwde plaatsen. De bloemetjes zijn ongeveer 2-3 cm groot. De bloei kan al in februari beginnen en bereikt in april-mei vaak zijn hoogtepunt. Nabloei vindt gedurende de rest van het seizoen plaats. De bladeren zijn 2 tot 4 cm groot en eirond tot langwerpig. Ze zijn donkergroen, glanzend en leerachtig. De stengels wortelen gemakkelijk en daardoor kunnen er hele tapijten ontstaan.De kleine maagdenpalm is hier inheems en dus ook volkomen winterhard. Hij groeit in de Ardennen en op sommige plaatsen in het zuiden van Nederland. Er zijn cultivars die van de soort afwijken wat betreft de bladkleur ('Argenteovariegata' met witbonte blaadjes en 'Aureovariegata' met geelbonte blaadjes). Er zijn ook cultivars die een andere bloemkleur hebben, zoals 'Atropurpurea' (bloemen donker violet tot purper), 'La Grave' (bloei diepblauw) en 'Gertrude Jekyll' (bloei wit).