Er zijn maar weinig planten die zoveel goede eigenschappen hebben als de klim- en leiplanten. Door hun verticale groeiwijze nemen ze weinig ruimte in en zijn ze voor iedereen goed zichtbaar.
Bovendien is er veel keus in soorten en cultivars. De naam klim- en leiplanten heeft betrekking op alle plantensoorten die de steun nodig hebben van een muur, een hout- of metaalconstructie, een boom of een struik om in opwaartse richting te kunnen groeien. De manier waarop deze planten groeien, kan onderling nogal verschillen, maar in grote lijnen zijn klim- en leiplanten onder te verdelen in vier hoofdgroepen.Een deel van de klimplanten hecht zichzelf vast aan zijn achtergrond. Klimplanten als de wingerd en de klimop bijvoorbeeld, beschikken over zuignapjes waarmee ze zich aan de muur kunnen vasthechten. De tweede groep klimplanten beschikt over ranken waarmee ze zich aan hun achtergrond kunnen vastgrijpen. Druiven bijvoorbeeld hebben hechtranken die tot 10 centimeter lang kunnen worden.
De derde groep planten windt zich ergens omheen. Hiertoe behoort onder andere de blauweregen. De jonge scheuten van deze planten groeien in een spiraal om een boomstam of langs een pergola omhoog. In deze groep kan ook nog onderscheid worden gemaakt tussen linkswindende klimplanten, dat zijn alle klimplanten die in linkse richting een spiraal vormen, en rechtswindende klimplanten, die in tegenovergestelde richting groeien.
De vierde groep bestaat uit de planten die regelmatig moeten worden gesteund (aangebonden aan de klimhulp) om omhoog te kunnen groeien. Hét voorbeeld zijn de klimrozen, beschreven in hoofdstuk 6.
Klimplanten worden over het algemeen op zichzelf geplant, met als doel een achtergrond geheel of gedeeltelijk te bedekken. Nadeel van deze benadering is de korte bloeitijd van veel klimplanten, waardoor ze slechts een deel van het jaar attractief zijn. Veel mooier zijn oplossingen waarbij verschillende klimplanten worden gemengd, zodat ze een groot deel van het seizoen voor verrassingen zorgen. Klimop is een prachtige, wintergroene klimplanten winterjasmijn is door het jaar heen een onooglijke plant die alleen opvalt door zijn gele bloemen in de winter. Samen vormen die twee echter een mooie combinatie die vooral aan het eind van de winter verrassend is. Een kleinbloemige Clematis in combinatie met druif en klimop zorgt voor bloemen in het vroege voorjaar.
Met deze drie klimplanten samen is er het jaar rond steeds weer iets nieuws te zien. De blauweregen is een snelgroeiende klimplant met prachtige blauwe bloemen. Sommige klimrozen groeien zo hard, dat ze gelijke tred houden met de blauweregen. Deze combinatie staat garant voor een zomer waarin op verschillende momenten verschillende bloemen te zien zijn.
De meeste klimplanten worden in het tuincentrum of bij de kweker in pot verkocht. Gesteund door een bamboestok wordt er bijna altijd een fragiele plant in de tuin gezet. Vanaf dat moment begint hij te groeien en zijn zorg en onderhoud noodzakelijk. Ervaring leert dat optimale groeiomstandigheden de beste garantie vormen voor het voorkomen van ziekten en aantasting door ongedierte. Daarom moeten klimplanten kunnen beschikken over voldoende goede grond, zeker wanneer ze tegen een muur of pergola of in een terras of tuinpad worden verwerkt. Maar klimplanten moeten ook direct na aanplant al worden begeleid. Ze moeten op hun standplaats worden vastgezet en vooral in hun eerste groeimaanden zorgvuldig worden geleid.
Eenmaal goed aan de groei, moeten overtollige delen worden weggeknipt. De manier waarop is bij elke plant weer anders.
£
i
Co
i—
m
-o
r
>
z
H
m
Z
Akebia
Akebia quinata: Akebia is een sierlijke en ranke slingerplant met ragfijne twijgen. De bloemen hangen in kleine trosjes en verschijnen begin april, ongeveer tegelijk met de fijne, handvormige bladeren. De bloemen hebben een diep purperpaarse kleur. De manlijke bloemen zijn iets groter dan de vrouwelijke. De plant is zeer groeikrachtig en moet daarom gedisciplineerd worden geleid. In het najaar kunnen zich heel zelden vruchten ontwikkelen die grijspaars van kleur zijn.
Het geslacht Akebia kent 5 verschillende soorten, die in China, Korea en Japan in het wild voorkomen. In deze landen komen er vaak wel vruchten aan de plant. De vruchten zijn eetbaar.
Er zijn twee verschillende Akebia-soorten verkrijgbaar die goed gedijen in ons klimaat: A. quinata en A. trifoliata. Het verschil tussen beide soorten zit in de 5-tallige (quini betekent telkens 5) en de 3-tallige bladeren (tri = drie). A. trifoliata blijft lager dan de andere soort en heeft ook iets grotere bladeren. Deze Akebia houdt ook zeer lang zijn bladeren en tijdens zachte winters is het soms mogelijk dat de plant een aantal bladeren behoudt. Daarmee is Akebia trifoliata een van de weinige (half)wintergroene klimplanten. Bij oudere exemplaren wordt de onderzijde van de plant kaal.