Fagus sylvatica: De belangrijkste vertegenwoordigers zijn de groene beuk (Fagus sylvatica) en de rode beuk (Fagussylvatica 'Purpurea'). Deze laatste heeft purperkleurig blad.
Beuken behoren tot de groep van bladverliezende planten. Dat betekent dat ze in de wintermaanden kaal zijn, maar beuken hebben als eigenschap dat ze in gesnoeide vorm gedurende de wintermaanden hun bruin verdorde blad behouden. Daardoor blijft de beukenhaag of beukensnoeivorm ook in die periode ondoorzichtig. Met het uitlopen van de jonge knoppen, eind april, vallen de verdorde bladeren af. De beuk is hooguit twee weken kaal. Het jonge beukenblad van de groene beuk is opvallend fris van kleur.
De jonge blaadjes van de rode beuk zijn purper van tint. Na enkele weken verkleuren de bladeren naar iets donkerder tinten. Meestal verschijnen de eerste blaadjes pas in de tweede helft van april. Beuken die op vochtige grond staan, lopen zelfs nog later uit dan planten op een droge, warme plek. Daar staat tegenover dat beuken pas laat in het seizoen aan hun herfst beginnen, waarbij de bladeren prachtig geel verkleuren en via okertinten uiteindelijk hun bruine wintervorm krijgen.Een beukenhaag is voor vogels ook een ideale plaats om te nestelen. Verschillende zangvogels, zoals merel, lijster, winterkoninkje en heggenmus, bouwen hun nesten in de beuk.
Beuken zijn ideale haagplanten, maar ook zeer geschikt om hoge solitairvormen en zelfs complete 'bouwwerken' mee te creëren. Hoe hoger de vorm, hoe moeilijker de plant is te knippen. De beuk heeft het voordeel dat hij niet zo snel groeit, zodat het snoeien kan worden beperkt tot één of twee keer per jaar. Een beuk die vaker wordt gesnoeid, zal zich een stuk dichter vertakken. Aan de dikke stammen en de zware vertakking van oudere planten is te zien dat de beuk van oorsprong een boom is. Om een dichte haag te houden, zullen beukenhagen over het algemeen iets breder moeten worden dan andere haagsoorten. Een gemiddelde beukenhaag wordt ongeveer 75 centimeter dik.