Robinia pseudoacada: Een boom van 20 tot 25 meter hoog die vooral in het jeugdstadium bijzonder snel groeit. Op den duur ontstaat een grillig vertakte, schermvormige kroon met vrij korte twijgen die zelden recht zijn en scherpe, haakachtige doornen bezitten.
Ze zijn olijfbruin tot roodbruin van kleur. De scherpe doornen zijn in feite vergroeide steunblaadjes. De bladeren verschijnen pas laat in het seizoen. Ze zijn oneven geveerd en opgebouwd uit 9 tot 19 ovale, 3 tot 4 cm lange blaadjes. De bladeren zelf hebben een lengte van 15 tot 30 cm en zijn zachtgroen van kleur. In de herfst verkleuren ze geel.
De crèmewitte vlinderbloemen verschijnen in juni en hebben soms een wat roze tint. Ze geuren verrukkelijk. De bloemtrossen zijn 10 tot 20 cm lang. De peulen zijn bruin en kaal en 10 cm lang.Door zijn open en lichte kroon is de boom geschikt voor tuinen op drogere grondsoorten. Onder deze boom kunnen bodembedekkers goed groeien. 'Bessoniana' is een cultivar met een dichte, ovale kroon. Deze wordt tot 20 meter hoog en is vrijwel ongedoornd. Bloeit zelden. 'Frisia' blijft iets kleiner dan de soort. De doornen aan de twijgen zijn opvallend rood van kleur, vooral in de voorjaarsperiode. De grootste attractie is het blad dat vooral in het voorjaar geelachtig is, maar ook in de zomer een mooie kleur behoudt (geelgroen). 'Tortuosa' is een kleine boom of struik waarvan de takken spiraalvormig zijn gedraaid.
De bladeren zijn ook wat gedraaid. Bloemen verschijnen zelden. Deze heeft een mooi wintersilhouet. De hierboven afgebeelde 'Umbraculifera', de bolacacia, vormt als hij op een hoogstam wordt geënt een compacte, bolvormige kroon. Door hem jaarlijks te knotten, blijft de bolvorm behouden. Indien men niet jaarlijks snoeit, wordt de kroon wat afgeplat.
De kans is echter groot dat hij dan te zwaar wordt voor de naar verhouding niet voldoende meegroeiende stam. Het gevolg is dat hij omwaait.