Signalement van sprekende zegswijzen

A. Houwelink ten Cate (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

het doosje van Pandora

betekenis & definitie

Wanneer tegenslagen en rampen elkaar in ras tempo opvolgen, zegt men dat zij uit het doosje van Pandora schijnen te komen. Pandora (‘de rijk-bedeelde') was de naam van de eerste vrouw in de Griekse mythologie; zij werd door Hefaistos, de god van het vuur, uit aarde en water gemaakt in opdracht van Zeus, de koning der góden, en naar de aarde gezonden om onheil onder de mensen te verspreiden.

Dit nadat Prometheus. in de Griekse mythen fungerend als weldoener der stervelingen, het vuur uit de hemel had gestolen en het de mensen had geschonken. Pandora, schoon en verstandig, werd als bruid geschonken aan Epimetheus, de broeder van Prometheus, die haar ondanks de waarschuwingen van de laatste huwde. Pandora nu bezat een geheimzinnige doos die Zeus haar naar de aarde mee had gegeven; de inhoud van deze doos, die altijd gesloten moest blijven, was haar onbekend. Toen Pandora op zeker ogenblik haar nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen en de doos opende, stroomde er een vloed van tegenslagen en rampen over de aarde. Alleen de hoop bleef op de bodem van de doos van Pandora achter.Soms is zelfs die hoop niet meer aanwezig, zoals moge blijken uit onderstaand citaat uit Joop van Dil-ter Heul (1923) van Cissy van Marxveldt (1889-1948), waarin de hoofdpersoon van de ‘doos van Pandora’ spreekt;

'Ik zag haar na uit de erker. Ze torste een rietmand, die zwaar scheen te zijn. En opeens kreeg ik een ingeving. Ik tikte tegen het raam (. . .) en voor Aatjes versteende blikken hees ik de puilende mand naar binnen. (. . .) EU t was een coup d’état. Aatje deinsde terug tot de deurpost en ze schoof haar hoed recht. Ik maakte de riemen los met bevende vingers en het was net alsof ik de doos van Pandora ontsluiten ging.

Het eerste wat mijn oog trof, toen ik het deksel er af lichtte, waren twee van mijn combinations. Die legde ik er af en in het deksel. En daaronder had zich in gezelschap van zes theedoeken en drie badhanddoeken een kleine provisiekast verzameld. Daar diepte ik uit: twee blikjes kip, drie blikjes zalm, een fles slaolie, een blikje lunchtong, een potje kersenjam, drie potjes pickles en een fles augurkjes, een ontbijtkoek, een doos biscuits en een pak kaarsen. Terwijl in een hoek, netjes verpakt in een paar van mijn zijden kousen, mijn zilveren notekraker prijkte plus een stuk toiletzeep. (Joop ter Heul-Omnibus, Hoorn, ongedat., blz. 354, 355).