Signalement van sprekende zegswijzen

A. Houwelink ten Cate (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

bakermat

betekenis & definitie

De plaats waar iemand zijn vroegste kindertijd heeft doorgebracht, noemen wij zijn bakermat. Constantijn Huygens (1596-1687) noemde de schepping De Werelds Baeckermatt en ook heden ten dage wordt nog dikwijls het woord bakermat overdrachtelijk gebruikt als de plaats van herkomst van een cultuurgoed, een kunstuiting of een gebruik.

De bakermat waarvan hier sprake is, was in vroeger tijd een mand van hout of matwerk waarin het pasgeboren kind gebakerd, dat wil zeggen: gewarmd, gekoesterd werd. Dit Oudhollandse meubelstuk, dat tot de inventaris van de kraamkamer behoorde, werd door dr. G. D. J. Schotel (1807-1892), predikant en cultuurhistoricus, nauwkeurig beschreven:‘Een harer voornaamste sieraden (van de kraamkamer) is de pruimen- of notenbomen houten, of wel uit teen gevlochten en fraai beschilderde bakermat of mand. Deze is zóó groot dat de baker er ten voelen uit in kan zitten, en loopt van achteren en aan de linkerzijde met een ruggescherm zóó hoog op, dat zij en het wicht voor tocht en vuurgloed beveiligd zijn. Sommige dezer manden hadden de gedaante eener wieg zonder pooten, met een plank aan de zijde van het vuur.’ (Het Oud-Hollandsch Huisgezin der zeventiende eeuw, Haarlem 1867, blz. 19)

En al waren er sufferige, dusselende, ijdeltuitende zo goed als abele, nette, zindelijke bakers, toch werd het pasgeboren kind het liefst toevertrouwd aan de ideale baker, wier portret als volgt werd geschilderd:

‘Een deftigh, handigh wijf, vol netheit en claerheit, Een sinnelijcke moer, liefhebster van de waerheit, Die niet suisebolt of met de spelde steeckt, En tot het minnekynl geen booze woorden spreekt, En op de kraeme let en op de kraeme past, Knaphandigh aan de schouw, een proncster op de wast. (idem, blz. 24).