Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zwartjan (1)

betekenis & definitie

(racistisch, verouderd) neger (uit ZuidAfrika). Term uit de zeventiende eeuw.

Ook de knecht van Sinterklaas, Zwarte Piet, werd vroeger Zwarte Jan genoemd.Hinkedepink, zat op de klink, geef me een kan, dat ik nog wat drink. Is er niet, zoo laat wat te halen, Jantje van Spanje, die zal te betalen, Jantje van Spanje, die zwartjan, sloeg al tegen de tuinstok an. En de tuin, die kraakte, dat de man ontwaakte. Dat de vrouw de trommel sloeg, kat het vaandel droeg, (versje uit de achttiende eeuw)

‘Jij nooit kaffer zien? Zoo van voor en zoo van achter!’ en wanneer het boertje dan kwaad werd, omdat Paul hem zijn rug toedraaide, en begon te schelden: ‘leelijke neger!’ of ‘leelijke zwartjan!’ nam de jongste Artapappa heel beleefd zijn pet af en zei: ‘Wah, geen zwartjan, zeg! Paul!’ (J.B. Schuil, De Artapappa’s, 1920)