Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zottenbol

betekenis & definitie

(verouderd) dwaas, onverstandig persoon. Uitbreiding van zot.

Reeds opgetekend in de zestiende eeuw. Enkel nog in Vlaanderen gebruikt, maar weinig frequent en vooral gewestelijk.Men geeft geen’ zottebol dees wapes, vol gevaar; Gelyk een Minne ’t kind bewaart voor mes of schaar. (Jacob Campo Weyerman, De Rotterdamsche Hermes, 1720-1721)

Doe ’t geen ik zeg: Louis is een zottebol, laat hem loopen, hij zou u ’t hoofd verdraaien en u achterna uitlachen, toe. (Stijn Streuvels, De vlaschaard, 1907)