Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

tukker: rooie tukker

betekenis & definitie

(Zwolle en Deventer) roodharig iemand. Tukker is ook de bijnaam van de Twentenaar.

Twente zelf wordt wel eens spottend Tukkerije genoemd. Wellicht is het woord afgeleid van tuk, dialect voor broekzak, waarbij dan gezinspeeld zou zijn op de gewoonte om met beide handen in de broekzak over straat te gaan, hetgeen voor de stedeling nogal boers overkwam.

Ook kan gedacht worden aan tukken, in de gewestelijke betekenis van ‘dralen, talmen’.Wacht is, léleke rooie tükkert! (W. Draaijer, Woordenboekje van het Deventersch Dialect, 1896)

White werd een ‘perverse rot-Tukker’ genoemd... (Bert van der Veer, De laatste voorstelling, 1984)

< >