iemand die een grote mond opzet, vreselijk schreeuwt.
Mijn vrouw heeft (nog liever) dat de schreeuwlelijken hier comedietjens speelen, dan dat zij Kees elders mêesleepen, misschien wel in eene dier liefhebberijcomediën,... (E. Bekker, wed. Wolff, Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut, of de Gevolgen der Opvoeding. 6 dln, 1793-1796)
Schreeuwleelijk, sta op! (het Centrum, 02/06/1928)