Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Opsnijder

betekenis & definitie

oorspronkelijk: iemand die zich zwierig kleedt; een pronker. Vandaar ook een schimpnaam voor een bluffer, snoever, windbuil.

In navolging hiervan werd ook ophakker gevormd.Maar toen begonnen de jongens allen tegelijk te lachen en riepen zij: ‘Opschepper! Opsnijder! Ophakker!’ en als Piet die dagen zijn neus maar even vertoonde, hoorde hij van alle kanten: ‘Pietje gaat naar Carré! Pietje gaat naar Carré! Opschepper! Ophakker! Opsnijder!’ (J.B. Schuil, De Artapappa’s, 1920) ... een Cyrano-achtige opsnijder is Cammans als dr. Cajus. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 24/09/1929)