Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

joris goedbloed

betekenis & definitie

iemand die alles maar over zijn kant laat gaan; een onnozele hals; een sul; een goedzak. Eigenlijk: iemand van ‘goede bloed’.

Vgl. lamme goedzak. De uitdrukking is geen creatie van Marten Toonder, die in het stripverhaal ‘Panda en de meester-gemaskerde’ een allerminst sullige vos met die naam laat opdraven.

De benaming is al veel ouder. Al bij Harrebomée (1858) is sprake van een Jan Goedbloed.

Volgens Huizinga is hetzelfde type later bekend geworden onder de naam Frederik Fluweel.Vraag Joris Goedbloed en echtgenoote, of een drama hun voldeed; byna steeds zal het antwoord zijn, dat het lang niet zoo ‘vreeselijk’ was als zij dachten en... hoopten... (de Groene Amsterdammer, 19/06/1892)

En Dirk liet niks meèr los, zoo’n Joris Goebloed as-i anders was, as ’t op geld op an kwam, dan was-i zoo vrekkig as t’r an toe. (Frans Coenen, Zondagsrust, 1902)