Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Mossel

betekenis & definitie

(in Vlaanderen) futloos persoon; slappeling; lamzak. Men zegt ook wel: een mossel van een vent.

Dikwijls hoor ik echtparen zeggen dat ze het maar over één ding oneens zijn: de opvoeding van de kinderen. De ene partij is veel te streng en de andere is veel te toegeeflijk.

En dan komen klachten en verwijten: je zult van hem een mossel maken de kinderen zullen zich van je afkeren met al je strengheid. (Vrouw en Wereld, mei 1976)

(vaak voorafgegaan door dikke) (in Vlaanderen) dikke vrouw. In Nederland wordt het woord nog smalend gebruikt voor een vrouw in het algemeen. De uitdrukking het stinkt hier naar mosselen verwijst dan naar de visgeur die vrouwen volgens sommigen (vooral homo’s) met zich dragen. Mossel is immers ook een Bargoense benaming voor het vrouwelijk geslachtsdeel. In Vlaanderen wordt het woord in deze betekenis nog veel gebruikt (de term komt o.a. voor in het werk van Louis Paul Boon). Een geile vrouw wordt wel eens een hete mossel genoemd.