Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Mirakel

betekenis & definitie

onmogelijk of vervelend persoon. Meestal van toepassing op een vrouw.

‘Nou is ’t mooi geweest! Vooruit, mee jij, leelijk mirakel!’ riep de getroffene woedend en op hetzelfde oogenblik pakte hij den jongen, die niet wou doorloopen, bij zijn kraag. (J.B. Schuil, De A.F.C.-ers, 1915)

Eigenwijs mirakel, eigenwijs mirakel, anders niet! (Theo Thijssen, Kees de jongen, 1923) Als je weer van die misselijke liedjes durft te spelen, dan donder ik je de deur uit, blind mirakel! (Jan Mens, De Gouden Reael, 1940)