betekent eigenlijk ‘lichaam’, maar wordt ook informeel gebruikt voor ‘kerel’: arme, gemene, luie, vuile donder. Donder was vroeger ook een volkse benaming voor de duivel.
Vgl. bliksem.Vroeger heeft een arme donder daar nog iets aan verdiend... (Het Volk, 30/04/1912)
Ik ben geen luie donder, en ik ben geen held. (Bots, Kreupel, 1975)
Ja, ze noemen mij een ruige donder. (Polle Eduard, Ik wil jou, 1979)